Op onze website vind je meerdere nieuwsberichten over het lesproject Gasthuisstraat dat op 5 april 2024 door burgemeester Bats met leerlingen van de Beatrixschool werd geopend. Speciaal voor het lopen van de route langs de Stolpersteine en Joodse huizen is deze bladzij gemaakt die dezelfde tekst heeft als de geïllustreerde lesbrief in PDF op onze site, die op smartphones lastig te lezen is. Volg de tekst langs de adressen met toelichting en kijk dan naar de stenen en huizen.
Start: Gedenkteken voor hek Rams Woerthe (Gasthuislaan 2)
Het gedenkteken voor Joodse Steenwijkers bestaat uit twee zuilen met 51 namen van door nazi’s omgebracht Joodse burgers van Steenwijk. De tekst is in Hebreeuws en Nederlands.
Bankje achter Gedenteken: Stolperstein Eduard de Leeuw
Eduard stamde uit een slagersfamilie, die in de Oosterstraat een koosjere slagerij had. Hij werd veehandelaar, maar zijn handel was niet zo succesvol. Hij werd failliet verklaard. Bij zijn familie vroeg Eduard hulp en hij deed een beroep op de gemeentelijke en Joodse armenzorg. Hij en zijn vrouw Henriëtte gingen wonen in een van de huisjes die hier ooit langs de gracht stonden.
Het huwelijk bleef kinderloos en Henriëtte stierf in 1935, 57 jaar oud.
In de oorlog werd Eduards situatie steeds moeilijker. Als Jood kreeg hij geen gemeentelijke onder¬steuning. Geld om onder te duiken had hij niet. Hij werd in juli ’43 opgeroepen om in kamp Conrad te gaan werken. Van daaruit is hij via Westerbork naar Auschwitz getransporteerd. Hij werd 62 jaar.
Kornputsingel hoek Gasthuisstraat: hier stond synagoge
Op de plaats van de synagoge (1870-1952) is nu de Ankerloge van de Odd Fellows ́ gevestigd. Voor de oorlog waren enkele Joden lid van deze loge waaronder Simon van der Horst. Toen hij in 1935 stierf, ondersteunden de Odd Fellows de weduwe Clara van der Horst-Nihom met haar drie kinderen.
De Odd Fellows hebben op de ramen van hun gebouw grote foto’s aangebracht zodat je kunt zien hoe de synagoge eruitzag. De Joodse gemeente telde op haar hoogtepunt in 1840 284 leden, in 1930 waren dat er nog 123. Naast de synagoge was een schooltje dat ook eigendom was van de Joodse gemeente.
Gasthuisstraat 39: Stolpersteine voor De Leeuw-Schaap
Waar nu een beddenwinkel is, liggen Stolpersteine voor Abraham (Bram) en Sybilla. Ze hadden een kledingwinkel. Maar ze verkochten ook beddengoed en zelfs vloerkleden. Bram had de winkel overgenomen van zijn ouders. De zaken gingen zo goed dat hij het pand ernaast erbij kocht.
Abraham moest in 1942 in Kamp Conrad bij Rouveen werken. Op 3 oktober moesten de mannen uit het kamp lopend naar station Meppel. Daar stapten ze in de trein naar Westerbork. De volgende dag moest Sebilla daar ook heen. Ze bleven tot 9 oktober in Westerbork. Toen vertrok hun trein naar vernietigingskamp Auschwitz. Daar zijn ze direct bij aankomst gedood.
De moeder van Abraham woonde met Abrahams zuster in de Gasthuislaan 21. Zij werden ook slachtoffer van de nazi’s, evenals de broer van Abraham, die aan de Kornputsingel 28 woonde.
De Duitsers sloopten langs de Noordzeekust huizen. Daarom moest een schoenmaker uit Zandvoort zijn huis uit. Toen het huis van Abraham en Sebilla leeg stond, werd die schoenmaker daarheen gestuurd. In de winkel van Abraham en Sebilla had hij een werkplaatsje waar hij de kapotte laarzen van de Duitse soldaten moest repareren.
Gasthuisstraat 40: woning van De Vroome
In de oorlog woonden op nr.40 in de Gasthuisstraat Hendrik de Vroome met Cella de Vroome-Zilverberg achter de fietsenwinkel van hun zoon Moos. Cella was een Joodse vrouw. Ze was getrouwd met een niet-Joodse man. Joodse mensen die met een niet-Jood waren getrouwd kregen een open letter J op hun persoonsbewijs en moesten ook de gele ster dragen. Ze mochten nog wel in Steenwijk blijven en hun kinderen mochten dat ook. Hendrik, Cella en hun zoon hielpen bij het zoeken naar onderduikadressen, ze regelden vervoer voor onderduikers en zij zorgden ervoor dat er eten, geld en bonnen om iets te kopen naar de onderduikadressen gingen.
Gasthuisstraat 38: huis van verzet
Op nr.38, waar nu het pizzarestaurant is, woonden Marcus en Jo Slager. Marcus was een Joodse man die getrouwd was met een niet-Joodse vrouw. Jo en Marcus verborgen een Joods echtpaar uit Duitsland in hun huis en toen dat te gevaarlijk werd, regelden ze dat hun onderduikers in Giethoorn konden onderduiken. Als er Joden waren, die niet meer wisten waar ze heen moesten, klopten ze aan bij Jo en Marcus in de Gasthuisstraat. Die gaven hun een nachtje onderdak en dan probeerden ze samen met hun buren een veilig plekje te vinden. Hun zoon Izak was negentien jaar toen de oorlog uitbrak en hij was zo boos over het onrecht dat de nazi’s mensen aandeden, dat hij alles aandurfde om mensen in nood te redden. Hij haalde de zieke Bram op uit Zwolle. Daarvoor regelde hij een vrachtauto. Hij deed of hij een Duitse soldaat was, maar in werkelijkheid haalde hij Bram warm ingepakt in dekens op uit het huis van Brams ouders en bracht hem naar een veilig adres in Giethoorn.
Hij haalde een oude Joodse man met de trein op uit Amsterdam en bracht hem achterop zijn fiets naar familie van de mensen waar hij eerder Bram had ondergebracht. Als een onder- duiker een dokter nodig had bracht Izak de dokter erheen, desnoods ging hij met een bootje.
Zijn oom Joseph zat in Kamp Conrad. Dat was een werkkamp voor Joodse mannen. Joseph was zo ziek dat Marcus erg bezorgd was over zijn broer in het kamp. Izak zei: “Die haal ik eruit.” Samen met iemand die een vrachtauto had, reed hij in de nacht naar Rouveen en bevrijdde zijn oom. Die bleef een dag bij Jo en Marcus in de Gasthuisstraat. Izak zette hem de volgende nacht achterop zijn fiets en leverde hem af op een veilig adres in Ossenzijl.
Enkele maanden later, nadat de mannen uit Kamp Conrad al naar Westerbork waren gestuurd, bevrijdde hij samen met twee andere mannen zijn oudoom en een neef van zijn vader uit Westerbork. Iedereen die door Izak is gered overleefde de oorlog.
Gasthuisstraat 12: 4 stenen Vrieslander
Tussen de bloemen en planten van de bloemisterij liggen vier Stolpersteine. Ze zijn er gelegd voor Hijman en Carolina Vrieslander die hier in 1939 vanuit Amsterdam kwamen wonen. Hijman studeerde nog voor rabbijn, maar hij mocht wel al de diensten in de synagoge leiden en hij gaf Joodse les aan kinderen en volwassenen.
In april 1940 kregen ze een dochtertje, Mirjam. In maart 1941 werd hun zoontje Daniël geboren. Hij was het enige Joodse kind dat in de oorlog in Steenwijk is geboren.
Ook godsdienstleraren ontkwamen niet aan de werkkampen. Hijman kreeg in augustus 1942 een oproep om zich te melden in een kamp in Ruinen. Een dag later moest hij naar Westerbork. Carolina kreeg enkele dagen later het bevel daar ook heen te gaan met haar kinderen. Ze bleven 8 maanden in Westerbork, maar uiteindelijk stapten zij in hun laatste trein. Die reed naar vernietigingskamp Sobibor, waar ze stierven.
Markt 10: weduwe en 3 kinderen
Aan de Markt staat op nr.12 een smal pandje. Hier was de winkel van Simon van
der Horst waar je alles wat van stof was kon kopen: kleren, ondergoed, beddengoed, handdoeken. Toen de zaken goed gingen, kocht Simon ook de panden op nr.10 en 8. Hij maakte er één grote winkel van. De mensen gingen om iets te kopen de ene deur in en de andere deur uit, zoals bijen een bijenkorf in- en uit vliegen.
Simon was getrouwd met Clara. Ze kregen drie kinderen: Betty, Joseph en Margreet. Simon stierf in 1935 onverwacht. Clara probeerde de zaak open te houden, maar drie panden naast elkaar was te veel. Ze verkocht twee winkels. Ze woonde met haar kinderen boven de winkel van het middelste huis. In de oorlog mocht de winkel niet openblijven, omdat Clara Joods was. In de zomer van 1941 mochten de Joodse kinderen niet langer naar een gewone school. Betty en Joseph moesten naar een Joodse school in Zwolle. Margreet kreeg les van meester Moos de Groot in zijn huis aan Tukseweg 108. Moos was vanwege de Ariërverklaring in 1940 ontslagen.
Op de deportatiedag voor acht provincies 9 april 1943 moest Clara met haar kinderen naar Kamp Vught. Vanuit Vught gingen ze later op transport naar Westerbork en vandaar naar vernietigingskamp Sobibor. Margreet is 8 geworden, Joseph 13, Betty 14 en moeder Clara 47.