De eerste vermelding over een Joodse Steenwijker in het Burgerboek is in het jaar 1695. In de 18e eeuw ontstond er geleidelijk een Joodse gemeenschap. Die telde in 1800 36 personen en groeide snel in de 19e eeuw.

Al voor de Franse tijd woonden er Joden in Steenwijk. Aan het eind van de Franse tijd telde Steenwijk ongeveer zeventig Joodse inwoners. Ze kwamen bijeen in een kamer in de Gasthuisstraat. Toen er in 1869 een grote synagoge werd gebouwd aan de Gasthuispoort, telde de Joodse gemeenschap ongeveer 200 leden.
Sabbat en dienst in de synagoge
Bep Gokkes, die in 1931 geboren werd op Markt 32, geeft vanuit haar herinneringen een beeld van Joods Steenwijk voor de oorlog:
“De sabbat en joodse feestdagen beginnen op de avond ervoor zodra er drie sterren zichtbaar zijn en eindigen op de dag zelf als dat weer het geval is. Op vrijdagavond werd bij ons thuis de sabbat ingeluid met het aansteken van kaarsen. Daarna nuttigden we een goede maaltijd. Vaak schikten familieleden mee aan. Wie de volgende ochtend de dienst in de synagoge wilde bijwonen, nam een eenvoudig en vluchtig ontbijt. Thuisgekomen werd dan uitgebreid koffiegedronken en gegeten. ’s Middags omstreeks vier uur kwam er weer een maaltijd op tafel. Voor het overige werd de dag op dezelfde wijze doorgebracht als bij christenen in die tijd de zondag: wandelen, lezen en bezoeken afleggen of ontvangen.
Moeder ging heel trouw naar de synagoge, vader met een zekere regelmaat. Steenwijk had een vrij grote Joodse gemeente. Soms waren er wel honderdvijftig mensen in de dienst. We zeiden dan tegen elkaar: “Het was druk in de sjoel.” De gemeente Steenwijk had een chazzan als voorganger. Deze leidde de dienst. Bij het benoemen van een chazzan werd vooral op zijn stem gelet. Ik herinner me nog de chazzans Elias van der Hoeden en Hijman Pines Vrieslander.
Een dienst begon om acht uur, althans voor de mannen en jongens. Ze zaten op banken, die in vier of vijf rijen achter elkaar langs de wanden waren geplaatst. Ze keken uit op de biema in het midden. Moeder en ik kwamen net als de andere vrouwen en meisjes pas tegen negenen. Dan waren ondertussen enkele gebeden – alle in het Hebreeuws – gezegd en gezongen. Wij gingen op de vrouwengalerij zitten. Tussen de spijlen van de balustrade door konden we op de biema kijken. Nu werden de gebedsrollen uit de Thorakast gehaald. Deze kast stond voor de biema op een verhoging van een paar treden. De voorganger las daarna een gedeelte van een [Thora]rol voor. Dat gebeurde evenals bij de gebeden in het Hebreeuws. Ter afsluiting, haftara genoemd, sloeg de voorganger vervolgens een tekst op in een van de boeken van de profeten en las die voor. Deze tekst gaf meestal in verhaalvorm de betekenis weer van wat daarvoor in de gebedsrol gelezen was. Hierna werden er psalmen gezongen. Daarmee was de dienst afgelopen. Het was dan onderhand elf uur tot half twaalf geworden.
Een dienst duurde lang. Niettemin vonden velen het wel meevallen. Er was namelijk vrij veel afwisseling vanwege de rituelen, in het bijzonder bij het tevoorschijn halen van de gebedsrollen uit de Thorakast en het opbergen ervan. Er viel zodoende ook steeds wat te zien, maar voor een kind was het een hele zit.”
Hebreeuws leren
Bep Gokkes vertelt:
“Wij noemden de synagoge sjoel, omdat er niet alleen gebeden en gezongen werd, maar ook geleerd. Dat gold voor jong en oud. Schoolgaande kinderen leerden daarnaast eveneens nog op zondag. Dan zaten we tussen tien en twaalf uur in het gebouwtje naast de synagoge in de Gasthuisstraat. We leerden er Hebreeuwse letters lezen en schrijven en het vertalen van de zegenspreuken. Verder werd er uitvoerig verteld over de geschiedenis van het Joodse volk.”
Het schoolgebouw naast de synagoge was in 1947 aanleiding tot een grote botsing tussen gemeentebestuur van Steenwijk en de Joodse gemeente. Vanwege de woningnood vorderde de gemeente het schoolgebouw waar het bestuur van de synagoge begrip voor had. Maar toen men hoorde, dat een Steenwijker NSB’er na het uitzitten van zijn straf wegens oorlogsmisdaden na zijn terugkeer juist dit gebouw als woning kreeg toegewezen, was men geschokt. Maar de burgemeester wilde van geen wijken weten en het bestuur moest voor het onderwijs van de Joodse kinderen een andere ruimte huren.

Beroepen
De Joden in Steenwijk waren hoofdzakelijk actief in textielhandel, veehandel en slagerij en in de handel in specerijen. In de crisisjaren dunde de Joodse gemeenschap in Steenwijk snel uit. In 1930 waren er nog maar 123 leden.
Joodse kinderen op Fredeshiem in 1939
Direct na de Kristallnacht in november 1938 vroegen Joodse leiders in Londen om hulp aan de Quakers. Minister Samuel Hoare, zelf afkomstig uit een Quakerfamilie, zorgde ervoor, dat Engeland 10.000 Joodse kinderen zou toelaten. Truus Wijsmuller-Meijer, die al ervaring had met ophalen van kinderen uit Duitsland, ging namens de Britse regering naar Adolf Eichmann in Wenen en wist aan een onmogelijke eis te voldoen om exact 600 kinderen binnen enkele dagen op het station te krijgen. Het was het begin van de actie Kindertransport, die tienduizend Joodse kinderen redde. Ook de Nederlandse regering besloot een beperkt aantal kinderen toe te laten. De Doopsgezinde Kerk besloot om in de broederschapshuizen in Schoorl en Fredeshiem in Steenwijk protestants-joodse kinderen op te vangen. In Fredeshiem verbleven 38 kinderen tot 1 juli 1939 plus twee illegaal opgehaalde kinderen uit Gronau.
Het gedicht Abschied von Fredeshiem is in het gemeentearchief in Steenwijk bewaard gebleven. Het is geschreven door een Joods meisje uit Berlijn.

Tijdens de bezetting
Bij de bezetting in 1940 waren er een honderdtal Joodse inwoners. 51 van hen overleefden de bezetting niet. Uit Auschwitz kwam alleen Nettie Slager terug. Ze was met de laatste trein vanuit Westerbork vertrokken en had haar man en schoonvader verloren. Toch slaagde ze erin om binnen 5 weken de slagerij aan de Scholestraat 15 te heropenen.
Na de oorlog
Na de oorlog kwam de Joodse gemeenschap weer terug. Op 4 augustus 1947 voltrok zich nog het huwelijk van Aron Jacobs en Carolina de Leeuw in de synagoge, de ouders van opperrabbijn Jacobs. Maar de gemeenschap werd steeds kleiner en kon het niet volhouden. Uiteindelijk werd de synagoge gesloopt. De rituele voorwerpen uit de synagoge waren eerder al aan het Joods Historisch Museum en aan kibboets Hadar Am in Israël geschonken. De Joodse begraafplaats is het laatste tastbare erfgoed van de Joodse gemeenschap in Steenwijk.

Gedenktekens
In 2004 plaatste de stichting Gedenkteken Joodse Steenwijkers een gedenkteken bij de Gasthuispoort waarop de namen staan van de 51 Joodse Steenwijkers die slachtoffer werden van de naziterreur.
Stolpersteine
Met de plaatsing van Stolpersteine herdenken we de namen en woonplaatsen van de 53 slachtoffers van de nazi’s in Steenwijk.